Begripsbepalingen.
Artikel 1.
1. Tenzij anders blijkt wordt in deze statuten verstaan onder:
a. bestuur: het bestuur van de stichting;
b. jaarrekening: de balans en de staat van baten en lasten over enig boekjaar van de stichting;
c. schriftelijk: bij brief, telefax of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en elektronisch of op schrift kan worden ontvangen mits de identiteit van de verzender met afdoende zekerheid kan worden vastgesteld;
d. statuten: de statuten van de stichting zoals die van tijd tot tijd zullen gelden;
e. stichting: de rechtspersoon waarop de statuten betrekking hebben.
2. Gedefinieerde begrippen kunnen zonder verlies van de inhoudelijke betekenis in enkelvoud of meervoud worden gebruikt.
Naam en zetel.
Artikel 2.
1. De stichting draagt de naam: Stichting Hockey voor iedereen Rotterdam.
2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Rotterdam.
3. De stichting beoogt een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 5b Algemene wet inzake rijksbelastingen, of een daartoe in de plaats getreden bepaling, te zijn en als zodanig aangemerkt te zijn door de Nederlandse belastingdienst.
Doel en middelen.
Artikel 3.
De stichting stelt zich zonder winstoogmerk ten doel:
het organiseren van activiteiten en het uitvoeren van projecten op gebied van sportparticipatie en integratie in wijken van Rotterdam voor groepen en individuen met of zonder beperking, ter verbetering van de leefsituatie in het algemeen en ter vergroting van de veiligheid en zelfredzaamheid in het bijzonder en ter bevordering van de inclusiviteit door middel van het bij elkaar brengen van de hockeyverenigingen en sociale partners in Rotterdam en omgeving door met hen de activiteiten en projecten uit te voeren;
en het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in
de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
Tot dit doel behoort niet het doen van uitkeringen aan de Oprichters of aan
hen die deel uitmaken van organen van de stichting.
Vermogen.
Artikel 4.
1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
– subsidies en donaties;
– schenkingen, giften, erfstellingen en legaten;
– sponsorgelden;
– alle andere verkrijgingen en baten.
2. De stichting kan erfstellingen slechts aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Indien een schenking wordt verricht waarbij de stichting optreedt als begiftigde, dient in de schenkingsovereenkomst expliciet te worden opgenomen dat de schenking mag worden toegevoegd aan het vermogen van de stichting, mits het rendement van het geschonken vermogen wordt besteed conform de doelstelling van de stichting.
3. De stichting mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de activiteiten van de stichting.
4. Geen natuurlijk persoon of rechtspersoon (anders dan de stichting zelf) kan over het vermogen van de stichting beschikken als ware het zijn eigen vermogen.
Bestuur.
Artikel 5.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste drie (3) bestuurders.
2. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door één (1) persoon worden vervuld.
3. Iedere bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. een bestuurder is een natuurlijk persoon;
b. een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen;
4. De bestuurders worden benoemd voor een periode van maximaal vier (4) jaar. Het bestuur kan een rooster van aftreden maken. Een aftredende bestuurder kan onmiddellijk tot bestuurder worden herbenoemd.
5. De bestuurders worden benoemd en geschorst door het bestuur. Bij het ontstaan van een vacature in het bestuur, zal binnen drie (3) maanden na het ontstaan van de vacature daarin worden voorzien door de benoeming van een opvolger.
6. Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur behoudt het bestuur zijn bevoegdheden.
7. De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
8. Een bestuurder kan door het bestuur worden geschorst indien hij:
a. in strijd handelt met wettelijke en/of statutaire bepalingen; en/of
b. daden van wanbeheer verricht; en/of
c. indien alle overige in functie zijnde bestuursleden het vertrouwen in hem/haar hebben opgezegd.
Een schorsing kan één of meer malen worden verlengd, doch kan in totaal niet langer duren dan drie (3) maanden.
Bestuur: taak en bevoegdheden.
Artikel 6.
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Het bestuur bepaalt het beleid, stelt de financiële richtlijnen vast en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de dagelijkse leiding. Aan het bestuur komen verder in de stichting alle taken en bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
4. Het bestuur zal erop toezien dat de stichting een actueel beleidsplan heeft.
5. Het bestuur zal toezien op een redelijke verhouding tussen kosten en bestedingen.
6. Het bestuur alsook de andere personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de stichting moeten voldoen aan de navolgende integriteitseisen:
– zij mogen niet aanzetten tot haat of het gebruik van geweld; en
– bestuurders, leidinggevenden en gezichtsbepalende personen mogen hiervoor in de afgelopen vier jaar voorafgaande aan hun benoeming niet zijn veroordeeld.
7. Bij de vervulling van zijn taken en bevoegdheden richt het bestuur zich naar het doel en het belang van de stichting, houdt hij rekening met de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid van de stichting en draagt hij zorg voor de naleving van de op de stichting van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder begrepen de voorwaarden die worden gesteld aan een algemeen nut beogende instelling, zoals bedoeld in artikel 5b Algemene wet inzake rijksbelastingen of een daarvoor in de plaats komende regeling.
Bestuursvergaderingen.
Artikel 7.
1. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden in Nederland.
2. Ieder kalenderjaar wordt tenminste één vergadering gehouden.
3. Voorts worden vergaderingen gehouden, wanneer één van de bestuurders daartoe de oproeping doet.
4. De oproeping tot een vergadering geschiedt ten minste zeven (7) dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door middel van een oproepingsbrief. Deze oproepingsbrief kan per e-mail verstuurd worden.
5. Een oproepingsbrief vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
6. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter. Indien deze afwezig is worden de vergaderingen geleid door de secretaris of de penningmeester. Indien ook de secretaris en de penningmeester afwezig zijn, voorzien de aanwezige bestuurders in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door de in leeftijd oudste aanwezige bestuurder.
7. De secretaris notuleert de vergadering. Bij afwezigheid van de secretaris wordt de notulist aangewezen door degene die de vergadering leidt. De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als voorzitter en notulist hebben gefungeerd. De notulen worden vervolgens bewaard door de secretaris.
8. Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de in functie zijnde bestuurders en degenen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
Bestuur: besluitvorming.
Artikel 8.
1. Het bestuur kan in een vergadering alleen besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
Een bestuurder kan zich in een vergadering door een andere bestuurder laten vertegenwoordigen nadat een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht is afgegeven. Een bestuurder kan daarbij slechts voor één andere bestuurder als gevolmachtigde optreden.
2. Is in een vergadering niet de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste vergadering. In deze tweede vergadering kan ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders worden besloten omtrent de onderwerpen welke op de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
3. Zolang in een vergadering alle in functie zijnde bestuurders aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
4. Het bestuur kan met algemene stemmen ook buiten vergadering besluiten nemen. Van een aldus genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter als notulen wordt bewaard.
5. Iedere bestuurder heeft het recht tot het uitbrengen van één stem.
Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
6. Alle stemmingen in een vergadering geschieden mondeling, tenzij één of meer bestuurders vóór de stemming een schriftelijke stemming verlangen. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
7. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
8. In alle geschillen omtrent stemmingen beslist de voorzitter van de vergadering.
Bestuur: defungeren.
Artikel 9.
Een bestuurder defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd;
c. door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
d. door schriftelijke ontslagneming (bedanken);
e. door ontslag door de gezamenlijke overige bestuurders, ten minste twee (2) in getal.;
f. door ontslag op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek;
e. door een onherroepelijke veroordeling voor het aanzetten tot haat, aanzetten tot geweld, het gebruik van geweld of het opzettelijk plegen van een misdrijf waardoor hij de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar heeft gebracht, tenzij sinds deze veroordeling vier (4) kalenderjaren zijn verstreken.
Vertegenwoordiging.
Artikel 10.
1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe twee (2) gezamenlijk handelend bestuurders, van wie ten minste één de voorzitter, de secretaris of de penningmeester moet zijn.
3. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuurders, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Raad van advies.
Artikel 11.
1. Het bestuur kan een raad van advies instellen.
2. Het aantal leden van de raad van advies wordt vastgesteld door het bestuur. Leden van de raad van advies worden benoemd door het bestuur, dat tevens bevoegd is hun ontslag te verlenen.
3. Het bestuur draagt zorg dat de raad van advies op zodanige wijze is samengesteld dat daarin een zo breed mogelijk scala van voor de doelstelling van de stichting relevante deskundigheid vertegenwoordigd is, alsmede dat de raad van advies een afspiegeling vormt van organisaties, instellingen en ondernemingen welker activiteiten verband houden met de doelstelling van de stichting.
4. De raad van advies heeft tot taak het desgevraagd en eigener beweging uitbrengen van advies aan het bestuur omtrent het te voeren beleid.
5. Het bestuur draagt zorg dat één of meer van zijn leden, indien daartoe door de raad van advies uitgenodigd, vergaderingen van de raad van advies bijwonen. De raad van advies draagt zorg dat ten minste een voldoende representatieve delegatie van de raad van advies, indien daartoe door het bestuur uitgenodigd, bestuursvergaderingen bijwoont.
Donateurs en sponsors.
Artikel 12.
1. Donateurs en sponsors zijn zij, die door het bestuur als zodanig zijn toegelaten.
2. De rechten en plichten van donateurs en sponsors worden bij afzonderlijk reglement vastgelegd.
3. De secretaris houdt een register bij waarin de namen en adressen van de donateurs en de sponsors zijn vermeld.
Boekjaar en jaarstukken.
Artikel 13.
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken, op papier te stellen en vast te stellen. Het bestuur is bevoegd een deskundige (een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent) te benoemen om de jaarrekening te controleren.
4. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven (7) jaren te bewaren.
5. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Reglement.
Artikel 14.
1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van het bestuur (nadere) regeling behoeven.
2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen.
4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het bepaalde in artikel 15 lid 2 van toepassing.
5. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop het van kracht wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen.
Statutenwijziging, fusie, splitsing en omzetting.
Artikel 15.
1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen.
2. Een besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3e) van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie (3) en niet later dan zes (6) weken na de eerste vergadering. In de nieuwe vergadering kan het besluit tot statutenwijziging worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3e) van de uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
3. Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat bij de oproeping tot de betreffende vergadering, worden vermeld. De woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging moet bij die oproeping worden gevoegd. De termijn van de oproepring bedraagt in dit geval ten minste twee (2) weken.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Iedere bestuurder afzonderlijk is bevoegd de desbetreffende akte te doen verlijden.
3. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
4. Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de eisen van de wet.
Ontbinding en vereffening.
Artikel 16.
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 15 leden 2 en 3 van toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register, bedoeld in lid 3 van het vorige artikel.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling, zoals bedoeld in artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen of een daartoe in de plaats getreden bepaling, met een soortgelijke doelstelling als de doelstelling van de stichting of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling als de doelstelling van de stichting heeft.
7. Na afloop van de vereffening worden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven (7) jaren bewaard door degene die door bestuur als zodanig is aangewezen en bij gebreke daarvan door de jongste vereffenaar.
Slotbepalingen.
Artikel 16.
1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
2. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend twintig. Dit artikellid vervalt na afloop van het eerste boekjaar.